Blog Associatie tussen PTSS en fysiologische responsiviteit

Posttraumatische stressstoornis komt voort uit blootstelling aan een traumatische gebeurtenis en uit zich in angstige herinneringen aan het trauma, vermijding van stimuli die met het trauma zijn geassocieerd en een constante toestand van verhoogde prikkelbaarheid.

Tijdens inbeelding in de gebeurtenis vindt er fysiologische respons plaats. Verschillende studies wezen uit dat er een verschil te zien was in diverse autonome maten zoals hartslagvariabiliteit, huidgeleiding en bloeddruk, wanneer een patiënt met PTSS een traumatische gebeurtenis opnieuw beleeft, bijvoorbeeld door naar een script van de zelf meegemaakte gebeurtenis te luisteren. Deze groep werd meestal vergeleken met personen die een stressvolle gebeurtenis horen maar geen PTSS hebben. [Keane et al. 1998; Shalev et al. 1993; Blanchard et al. 2002; Cohen et al. 2000].

Nu duidelijk is dat PTSS geassocieerd is met verhoogde fysiologische responsiviteit doet de vraag zich voor of succesvolle behandeling van PTSS leidt tot een normalisatie van de van deze respons. Er is nog geen onderzoek gedaan naar het effect van succesvolle Imaginaire Exposure (IE) en/of Imaginaire Rescripting (IR) therapie op de fysiologische respons.

In deze context is het bij patiënten met een PTSS belangrijk om vast te stellen of er sprake is van dissociatie en zo ja in welke mate (dissociatie=bepaalde acties of ervaring optreden buiten het normale bewustzijn op door ontkoppeling in het bewustzijn). Bij PTSS patiënten met een hoge mate van dissociatie vonden Griffin et al. 1997 een lagere fysiologische respons bij praten over het trauma, echter de gerapporteerde stress symptomen waren groter. Dit komt mogelijk doordat er onvoldoende associatie gelegd wordt met de fysieke reacties (tijdens praten over het trauma) en daardoor de autonome respons wordt onderdrukt.

Bij Psychotherapy & Movement doen wij momenteel onderzoek naar de behandeling van PTSS waarbij de effectiviteit van IE en IR met elkaar worden vergeleken. Hierbij wordt vooraf en na afronding van de behandeling de hartslagvariabiliteit en huidgeleiding tijdens het horen van het traumaverhaal (in vergelijking met een neutraal verhaal) gemeten. Hiermee kan zowel de effectiviteit van IR en IE op het gebied van autonome respons worden vergeleken. Ook is het een maat voor behandelsucces. Binnen het onderzoek wordt door middel van klinische interviews, vragenlijsten en de klinische blik de mate van dissociatie (indien aanwezig) vastgesteld.

03-01-2016 | Categorieën: Geen categorie